|
||||||||
Ik heb er totaal geen zicht op of de vorige twee platen van deze Zuid-Afrikaanse Afro-folkzanger hier bij ons enige impact hebben gehad: noch het debuut Umlilo” uit 2012, noch de opvolger van zes jaar later, “Mangaliso” haalden ooit mijn CD-speler, zodat ik alleen iets mag vertellen over de nieuwe, derde plaat van deze jonge gast, die zich steevast uitdrukt in die prachtige kliktaal, die het Xhosa is. In eigen regio werd Mabandla nochtands ruim erkend en kon hij zich vestigen als de “nieuwe stem van de Afro-folk’: de award voor “Best Alternative Music Album”, die hij in 2018 van de SAMA kreeg,, was daar de uiterlijke blijk van maar vooral: het publiek volgde en juichte de onafhankelijkheid van de man en zijn originaliteit toe, wat resulteerde in flinke verkoopcijfers en redelijk waanzinnige taferelen bij live-concerten. Die hadden we normaal naar de Benelux moeten zien overwaaien dit voorjaar, maar ook daar stak Corona een stokje voor. Jammer, want zo bleef onze regio een beetje verstoken van wat de voorbije twee jaar te bewonderen was op zowat elk World Music-festival dat er een beetje toe doen, van Réunion tot Japan, van Barcelona tot Tampere. Onze Noorderburen konden hem nog wel meemaken eind 2019 en dus blijven wij hier op onze honger zitten en, te oordelen naar wat de nieuwe plaat te bieden heeft, is dat bijzonder jammer want wat ik hoor, bevalt mij ten zeerste: een heel knappe, aan wijlen Geoffrey Gurrumul verwante stem, die fantastische Xhosa-lyrics, waar ik geen moer van begrijp, maar die wel aanslaan en serieus binnenkomen en daarnaast en bovenal: een muzikale inkleding, die ronduit onweerstaanbaar is. Die mengt namelijk traditie en moderniteit heel fraai door elkaar: de ritmes mogen dan wel traditioneel opgebouwd worden en zonder twijfel tot dansen uitnodigen, door een vernuftig gebruik van hedendaagse instrumenten en technologie, contrasteren ze fijntjes met de klassieke gitaarlijnen. De wat weemoedig klinkende stem van Bongeziwe en de subtiele koortjes, die er overheen gedrapeerd worden, creëren een sfeer, die evenveel met onze Tamino te maken heeft als met de klassieke pop van de Mahotella Queens. Het dichtst, als ik dan toch moet of mag vergelijken, kom ik bij wijlen Johnny Clegg, die vanwege zijn niet)zwart zijn, wel gedoemd was om heel ver door te dringen in de Afrikaanse stijl, maar vanwege zijn blanke vel en dito achtergrond ook nadrukkelijk veel rock en soul in zijn muziek binnensmokkelde. Naar het dansbare werk verwees ik al, maar ik zei nog niets over de erg gevoelige rustmomenten, die in de plaat ingebouwd zijn, zoals “Khangela” er eentje is. Da’s bijna een piano-ballad, waar op het juiste moment een heel eenvoudige gitaarlijn naast gezet wordt. Dat is het werk van producer Tiago Correia-Paulo, de Mozambikaan, die met zijn DJ-achtergrond alles in huis heeft om de muziek te moderniseren en tegelijk voldoende verwantschap heeft met Mabandla’s Afrikaanse identiteit. Denk aan Michael Kiwanuka, denk aan Gurrumul, maar denk ook aan R&B van vandaag, met de inbreng van Son Little op “Ukhwalukana”, en denk vooral aan Bongeziwe Mabandla, die een bijzonder knappe derde plaat aflevert! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||